Mannen zijn vreemd. Nee, wacht. Mannen zijn klootzakken. ‘Onmogelijk.’ Zo beschreef ze zichzelf. ‘Niks is onmogelijk’, zei ik. Terwijl ze een slok nam van haar wijntje, knikte ze instemmend. ‘Maar ik ben ook niet niks.’ Daar had ze een punt. Een sterk punt. Zij beschreef zichzelf als onmogelijk, ik vond onbeschrijfbaar een betere bewoording. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik, zodra iets onbeschrijfbaar is, het als een onmogelijk object zou zien. Dat hoefde ik verder niet uit te leggen. ‘Maar als je mij onbeschrijfbaar vindt, dan heb je al een woord voor het onbeschrijfbare gevonden en blijkt het dus niet zo onmogelijk te zijn.’ ‘En wat maakt dat jou dan?’ ‘Dat ik je mag…’ Wij zijn klootzakken. |